Vragen die christenen bezighouden…

Bloedworst wel of niet eten?

Korte uiteenzetting naar aanleiding van recente vragen.

Enkele teksten uit het oude testament…

Genesis 9:3-4 | HSV | 

3Alles wat zich beweegt, waarin leven is, zal u tot voedsel dienen; Ik heb het u allemaal gegeven, evenals het groene gewas. 4Maar vlees met zijn leven, zijn bloed, er nog in mag u niet eten.

Genesis 9:3-4 | NBV21 | 

3Alles wat leeft en beweegt zal jullie tot voedsel dienen; dit alles geef Ik je, zoals Ik je ook de planten heb gegeven. 4Maar vlees waarin nog leven is, waar nog bloed in zit, mag je niet eten.

Vlees waarin nog leven zit (levende dieren) mag je niet eten. Deze tekst suggereert dat het eten van een overleden dier wel toegestaan is.

Leviticus 17:10-11 | NBV21 |

10Wanneer een Israëliet of een vreemdeling die bij jullie woont bloed eet, zal Ik me tegen hem keren en hem uit de gemeenschap stoten. 11Want het bloed is de levenskracht van een levend wezen. Ik heb het jullie gegeven om er op het altaar de verzoeningsrite mee te voltrekken, want bloed kan, als levenskracht, verzoening bewerken.

Leviticus 17:10-11 | HSV |

10Iedereen uit het huis van Israël en van de vreemdelingen die in hun midden verblijven, die wat voor bloed dan ook gegeten heeft, tegen die persoon die dat bloed gegeten heeft, zal Ik Mijn aangezicht keren, en Ik zal hem uit het midden van zijn volk uitroeien.

11Want het leven van het vlees is in het bloed, en Ik heb dat Zelf voor u op het altaar gegeven om voor uw leven verzoening te doen. Want het is het bloed dat door middel van het leven verzoening bewerkt.

De straf op het eten van bloed is dat God zich van hem/haar zal afkeren en hem/haar uit het midden van het volk zal uitroeien. Deze straf wordt niet genoemd voor het eten van onreine dieren. Blijkbaar is het niet eten van bloed belangrijker dan het eten van onreine dieren.

Omdat de mens respect moet hebben voor het leven, wordt hem verboden om vlees te eten waarin nog leven (bloed) zit. Westermann[1] legt deze vers letterlijk uit; niemand mag vlees eten waarin nog pulserend (stromend) bloed vloeit. Westermann citeert dat, door stammen uit Abessinië (Keizerrijk in Ethiopië), het eten van verst gesneden vlees, van levende dieren, als een delicatesse gezien werd. Volgens Westermann verbiedt dit vers de consumptie van bloed zelf niet.[2]

Enkele teksten uit het nieuwe testament…

Handelingen 15:19-20 | HSV |

19Daarom ben ik van oordeel dat men het hun die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet lastig moet maken, 20maar aan hen moet schrijven dat zij zich dienen te onthouden van de dingen die door de afgoden besmet zijn, van ontucht, van het verstikte en van bloed.

Handelingen 15:19-20 | NBV21 |

19Daarom ben ik van mening dat we de mensen uit de heidense volken die zich tot God bekeren geen al te zware lasten moeten opleggen, 20maar dat we hun moeten schrijven dat ze zich dienen te onthouden van wat door de afgodendienst bezoedeld is, van ontucht, van vlees waar nog bloed in zit en van het bloed zelf.

Handelingen 15:28 | HSV |

28Want het heeft de Heilige Geest en ons goedgedacht u verder geen last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: 29dat u zich onthoudt van afgodenoffers, van bloed, van het verstikte en van hoererij. Als u zich ver van deze dingen houdt, zult u juist handelen.

Handelingen 15:28 | NBV21 |

28In overeenstemming met de heilige Geest hebben wij namelijk besloten u geen andere verplichtingen op te leggen dan wat strikt noodzakelijk is: 29onthoud u van vlees dat bij de afgodendienst is gebruikt, van bloed, van vlees waar nog bloed in zit, en van ontucht. Als u zich hieraan houdt, doet u wat juist is.

Het Griekse woord (αἵματι) dat voor bloed hier in deze context gebruikt wordt heeft betrekking op het gebruik van bloed als eten.[3]

Het gebruik van bloed in het oude testament had vooral betekenis in de zin van offeren aan God en boetedoening. Het eten van bloed werd verboden.

In het nieuwe testament is de wet vervult. Dat wil zeggen tot zijn doel gekomen. Paulus ergerde zich eraan dat er veel messiaanse Joden waren die heidense christenen (niet Joden) opriepen om zich te laten besnijden en zich aan andere Joodse voorschriften te houden. 

Er komt een overleg met de gemeente, de discipelen en de oudsten, het zogenaamde decreet van Jeruzalem waarin de emoties hoog opliepen. De uitkomst was dat men christenen niet het juk van de wet moesten opleggen maar dat ze zich wel moesten onthouden van vlees dat bij de afgodendienst is gebruikt, van bloed, van vlees waar nog bloed in zit, en van ontucht.

Het betekent dat bloed, of daarvan afgeleide producten die bloed bevatten, niet gegeten mag worden.

Er wordt als tegenargument wel eens een tekst gebruikt uit Matheus 15 vers 11 | NBV21 | 

11Niet wat de mond in gaat maakt een mens onrein, maar wat de mond uit komt, dat maakt een mens onrein.”

Op grond van deze tekst zou men volgens sommigen alles mogen eten. Er is echter een probleem want deze tekst gaat niet over het eten van iets maar over wat iemand zegt. Het is een reactie op het vers ervoor In hetzelfde hoofdstuk, in vers 8 en 9 | NBV21 |, daar staat namelijk:

8Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij; 9tevergeefs vereren ze Mij”…

Verder is er ook nog een tekst van Paulus uit Romeinen 14 vers 15-18 | NBV21 |

15Als u dus uw broeder of zuster in verlegenheid brengt door wat u eet, handelt u niet langer overeenkomstig de liefde. Laat hen voor wie Christus gestorven is niet verloren gaan door het voedsel dat u eet. 16Breng het goede dat God u schenkt geen schade toe, 17want het koninkrijk van God is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest. 18Wie Christus zo dient, is God welgevallig en bij de mensen geacht.

Met andere woorden, zelfs als het niet verboden was zou iemand er goed over na moeten denken of hij/zij niet tot aanstoot is voor anderen met wat hij/zij eet en om zo te blijven handelen overeenkomstig de liefde van Christus.

Auteur: Drs. Petrus H.J. Meijers


[1] Westemann, duitse wetenschapper in Afrikaanse talen en cultuur.

[2] Wenham, G. J. (1987). Genesis 1–15 (Vol. 1, p. 193). Word, Incorporated.

[3] Arndt, W., Danker, F. W., Bauer, W., & Gingrich, F. W. (2000). In A Greek-English lexicon of the New Testament and other early Christian literature (3rd ed., p. 26). University of Chicago Press.